2 Chronicles 23

1) in het

Zie deze historie ook met enige verklaring 2 Kon. 11:4, enz. alwaar zij eerst beschreven is.

2Ki 11.4

2) zevende jaar

Te weten, nadat Joas, de zoon des konings, van Josabath zijn moei was verstoken geweest, opdat hij van zijn grootmoeder Athalia niet vermoord zou worden. Want hij was zes jaren verborgen in den tempel, boven, 2 Kron. 22:12, het jaar daarna is dit geschied, in hetwelk Joas ook zeven jaren oud was; onder, 2 Kron. 24:1.

2Ch 22.12 24.1
3) de Levieten

Merk dat twee‰rlei personen vergaderd werden: I. de Levieten, die in den dienst der kerk waren; II. de hoofden der vaderen, dat is, der vaderlijke huisgezinnen. Versta, de voornaamsten en oudsten der gemeente.

4) Isra‰l,

Dat is, van Juda en Benjamin, mitsgaders van de steden Isra‰ls daaronder sorterende. Vergelijk 2 Kron. 23:2 met boven, 2 Kron. 15:17, en 2 Kron. 21:2, en de aantekening.

2Ch 23.2 15.17 21.2
5) hij zeide tot hen:

Namelijk, de overpriester Jojada.

6) der dorpelen zijn;

Anders, Sippim. Houdende het voor den naam van een poort. Zie 2 Kon. 11:6.

2Ki 11.6
7) Fondamentpoort;

De voornaamste poort des tempels, staande tegen het oosten, en genaamd de poort des Fondaments, omdat zij de onderste was, staande op des tempels grondvesting, aan het grootste en onderste voorhof. Zij wordt ook geheten de poort Sur, 2 Kon. 11:6, en de Hoge poort, 2 Kon. 15:35; idem, de Schone poort, Hand. 3:2.

2Ki 11.6 15.35 Ac 3.2

8) al het volk

Versta, de andere Levieten, die alsdan de ordinaire wacht niet hadden, mitsgaders het gemene volk.

9) voorhoven zijn

Dat is, in het uiterste en grote voorhof, genaamd het voorhof des volks, omdat de gemeente daarin vergaderde; en wordt hier gesteld in het getal van velen om de verscheidene delen, die het had. Zo wordt ook de tempel heiligdommen genoemd, omdat hij bestond uit verscheidene delen; Lev. 26:31.

Le 26.31
10) het huis des HEEREN,

Versta, het voorste deel van het huis des Heeren, genaamd het heilige; 1 Kon. 8:10.

1Ki 8.10

11) heilig;

Hebreeuws, heiligheid; dat is, tot een heiligen dienst afgezonderd. Alzo Num. 16:5, en Ezra 8:28.

Nu 16.5 Ezr 8.28

12) de wacht

Te weten, om degenen, die met geweld zouden willen inbreken, met geweld uit te houden. Of zal de wacht des Heeren waarnemen; dat is, het bevel des Heeren, blijvende in het voorhof zonder in het heilige te komen.

13) Levieten

Namelijk, die, welke op den sabbat uitgingen; dat is, die hun werkdienst ge‰indigd hadden; 2 Kon. 11:7.

2Ki 11.7

14) tot het huis inkomt,

Dat is, in den tempel, tussen de ordeningen en gelederen der gestelde wacht; 2 Kon. 11:8.

2Ki 11.8

15) als hij inkomt

Te weten, in den tempel, onder, 2 Kron. 23:11.

2Ch 23.11

16) uitgaat.

Te weten, uit den tempel, onder, 2 Kron. 23:20.

2Ch 23.20
En de Levieten en gans Juda deden naar alles, wat de priester Jojada geboden

17) zij namen

Namelijk, de oversten der honderden, van welken zie, boven, 2 Kron. 23:1, en vergelijk 2 Kon. 11:9.

2Ch 23.1 2Ki 11.9

18) zijn mannen,

Te weten, die hun uit de Levieten van den overpriester Jojada toebesteld waren.

19) verdeling

Zie van deze verdelingen 1 Kron. 23, 1 Kron. 24, 1 Kron. 25, 1 Kron. 26; uit deze mocht niemand scheiden, dan zijn afscheid en verlof hebbende; hetwelk Jojada nu den afgaanden niet heeft gegeven, opdat er dubbel wacht zou zijn om deze zaak uit te voeren.

20) die van den koning

Zie 2 Kon. 11:10.

2Ki 11.10
21) stelde

Te weten, opdat niemand in het voorhof der priesters of in het heilige met geweld inbreken zou. Vergelijk hiermede boven het einde van 2 Kron. 23:6.

2Ch 23.6

22) geweer

Het woord in het oorspronkelijke betekent eigenlijk zulk geweer, dat men uit de hand naar iemand werpt om hem daarmede te beschadigen.

23) altaar,

Versta, het brandofferaltaar, dat in het voorhof der priesters stond.

24) huis, bij den koning

Het heilige.

25) voort,

Te weten, uit zijn kamer, waarin hij nu zes jaren was verstoken geweest, boven, 2 Kron. 22:11.

2Ch 22.11

26) kroon op,

Een hoofdsieraad der koningen; 2 Sam. 1:10; Ps. 89:40, en Ps. 132:18.

2Sa 1.10 Ps 89.39 132.18

27) getuigenis,

Zie 2 Kon. 11:12.

2Ki 11.12

28) De koning leve!

Vergelijk 1 Sam. 10:24; 1 Kon. 1:39.

1Sa 10.24 1Ki 1.39
29) bij zijn pilaar,

Alwaar het koninklijk gestoelte was; van hetwelk zie ook 2 Kon. 11:14, en boven, 2 Kron. 6:13.

2Ki 11.14 2Ch 6.13

30) ingang;

Te weten, van het binnenste voorhof, genoemd het voorhof der priesters, boven, 2 Kron. 4:9; idem het nieuwe voorhof, boven, 2 Kron. 20:5. Zie van hetzelfve breder 1 Kon. 6:36.

2Ch 4.9 20.5 1Ki 6.36

31) oversten

Namelijk, des Joodsen volks.

32) de trompetten

Dat is, de trompetters.

33) blies

Te weten, door de priesters, wien dat werk eigenlijk toekwam, gelijk dit blijkt uit de wet, Num. 10:8, en uit de exempelen; 1 Kron. 15:24, en boven, 2 Kron. 5:12, en 2 Kron. 7:6.

Nu 10.8 1Ch 15.24 2Ch 5.12 7.6

34) waren er

Of, [waren blijde] welk woord voorgaat en nu weder opnieuw kan ingepast worden.

35) lofzingen zou;

Namelijk, den Heere.

36) de ordeningen,

Zie 2 Kon. 11:8.

2Ki 11.8
37) zij legden

Anders, zij maakten haar plaats. Of, zij bestelden aan haar zijdwacht. Of, zij gaven haar plaats; te weten, om uit den tempel te gaan.

38) naar den ingang

Zie 2 Kon. 11:16.

2Ki 11.16
39) hem en tussen

Namelijk, den Heere; gelijk dit af te nemen is uit 2 Kon. 11:17, en hier uit het einde van 2 Kron. 23:16. Anders, tussen zich, of zichzelven, enz., verstaande dat Jojada, het volk en den koning tezamen zich verbonden hebben, dat zij den Heere tot een volk zouden zijn. Zie dergelijk Joz. 24:25.

2Ki 11.17 2Ch 23.16 Jos 24.25
40) naar de instelling

Hebreeuws, naar de handen Davids; dat is, gelijk David door de ingeving van Gods Geest ingesteld en der gemeente Gods overgegeven en nagelaten had. Alzo onder, 2 Kron. 29:27, en Ezra 3:10.

2Ch 29.27 Ezr 3.10
41) machtigen,

Of, heerlijke, aanzienlijke, voortreffelijke.

42) der hoge poort

Sommigen verstaan hierdoor, de eerste en voornaamste poort van het koninklijke huis, aan welke de trawanten des konings de wacht hielden, en die daarom de poort der trawanten genoemd wordt; 2 Kon. 11:19. In dezen zin moet deze poort onderscheiden worden van de poort des tempels, waarvan boven, 2 Kron. 23:5. Zie de aantekening aldaar.

2Ki 11.19 2Ch 23.5
Copyright information for DutKant